Ontsluitingsfase bevalling

Ontsluitingsfase bevalling

De geboorte van je baby is op te delen in drie fases: de ontsluiting, de uitdrijvingsfase en de nageboorte. De eerste fase, de ontsluitingsfase, duurt meestal het langst en is ook weer in te delen in drie fases. Als het om je eerste kind gaat, duurt de ontsluitingsfase gemiddeld zo’n 12 tot 14 uur. Bij een volgend kind gaat het meestal sneller.

De geboorte van je baby is op te delen in vijf fases:

  • De latente fase / eerste ontsluitingsfase
  • De actieve fase / tweede ontsluitingsfase
  • De overgangsfase / laatste ontsluitingsfase
  • De uitdrijvingsfase
  • De nageboorte

Wat is de ontsluitingsfase?

Tijdens deze fase begint de baarmoedermond, ook wel de cervix genoemd, zich in allerlei richtingen te strekken en te openen. Zo kan de baby zich een weg kan banen naar het gebied van de bekkens en uiteindelijk ter wereld kan komen.

Tijdens deze tijd maakt de baarmoederhals een behoorlijke transformatie door, van volledig gesloten tot helemaal open, met een doorsnede van ongeveer 10 centimeter. Pas als die cervix helemaal open is, kunnen we de baby naar buiten brengen.

Wanneer de cervix opengaat, kan er wat vaginale afscheiding verschijnen die wat bloed kan bevatten. Dat is gewoon een teken dat de baarmoedermond zich opent als reactie op de weeën en de druk die de baby’s hoofdje uitoefent. Het breken van de vliezen kan op elk moment tijdens de bevalling gebeuren, maar meestal gebeurt dit wanneer de ontsluitingsfase goed op gang is gekomen.

Luistertip: De Verloscast, waarin verloskundigen Donna en Vera uitleggen wat er in deze fase gebeurt, wat je kan verwachten en tips om deze fase goed door te komen.

De latente fase: eerste ontsluitingsfase

In de eerste ontsluitingsfase is het voor veel vrouwen nog lastig te bepalen of de bevalling begonnen is of niet. De eerste weeën kunnen ook voorweeën of oefenweeën zijn. Sommige kunnen vrij mild zijn, zoals menstruatiepijn; andere kunnen scherp en sterk zijn. In het begin zijn de weeën kort (tussen 30 en 40 seconden) en onregelmatig. Je herkent de echte weeën aan de regelmaat; je hebt elke 5 tot 10 minuten een wee. De duur van de latente fase verschilt enorm per vrouw en per bevalling.

Gemiddeld duurt deze fase zo’n 12 tot 14 uur, maar bij een eerste kind kan dit ook 24 tot 48 uur zijn. Bij een tweede of derde kind gaat het vaak veel sneller. Deze fase kan worden beschouwd als een ‘afwachtende’ periode tijdens de bevalling. De baarmoederhals ondergaat als het ware een ‘opwarmingsperiode’, waarin hij zachter en korter wordt ter voorbereiding op het grotere gebeuren.

Als de baarmoedermond ongeveer 3-4 centimeter ontsluiting heeft, gaat de bevalling over in de actieve fase. De weeën worden effectiever en de baarmoedermond verwijdt (opent) zich sneller.

De actieve fase: tweede ontsluitingsfase

In de tweede ontsluitingsfase komen je weeën echt goed op gang. Ze zijn regelmatiger en heftiger; je hebt ongeveer elke 5 minuten een wee die een minuut aanhoudt. Deze fase start bij 3-4 centimeter ontsluiting en gaat door tot ongeveer 8 centimeter. Gemiddeld duurt de tweede ontsluitingsfase een uur per centimeter ontsluiting, maar dat is per vrouw verschillend. Dit is het moment waarop je de verloskundige belt voor een thuisbevalling of naar het ziekenhuis gaat voor een poliklinische bevalling. De weeën worden nu echt pijnlijk en je hebt de volle aandacht nodig om je op het opvangen van de weeën te richten.

Als je graag wilt bevallen met behulp van pijnbestrijding, krijg je het in deze fase toegediend. De verloskundige controleert de voortgang van de bevalling door je buik te onderzoeken om de weeën te beoordelen. Door inwendig onderzoek kan de verloskundige controleren hoe groot de ontsluiting is en hoe het hoofdje van de baby in het geboortekanaal ligt. Het is niet ongebruikelijk dat je tijdens de bevalling meerdere keren wordt onderzocht en je wordt hierover van tevoren geïnformeerd. De verloskundige zal je ook vertellen hoe je bevalling verloopt.

Tijdens de ontsluitingsfase moet je wisselen tussen bewegen en rusten. De beweging en activiteit van de moeder helpen haar baby om te draaien en door het bekken te gaan. De meeste vrouwen vinden de weeën ook minder pijnlijk als ze actief zijn dan wanneer ze stil in bed liggen. De verloskundige zal je helpen om te wisselen tussen een comfortabele rusthouding en actief zijn.

De overgangsfase: laatste ontsluitingsfase

Tijdens de overgangsfase gaat je ontsluiting van 8 naar 10 centimeter, volledige ontsluiting. Deze laatste centimeters veroorzaken de meeste druk. De weeën worden heftiger en komen elke 2-3 minuten terug. Je baarmoeder trekt stevig samen om je baby door het geboortekanaal te duwen, maar de baarmoedermond staat nog niet ver genoeg open. Hierdoor kan je al persdrang krijgen, maar je moet nog wachten met persen tot je volledige ontsluiting hebt. Als je baby het geboortekanaal passeert, voel je de druk tegen je weefsel en zenuwen. Vlak voor de bevalling veroorzaakt de druk van je baby druk en spanning in je vagina en tegen je endeldarm. Dit veroorzaakt de persdrang. De weeën vang je op door ze weg te puffen en de tijd tussen de weeën door heb je nodig om op adem te komen. Veel vrouwen ervaren deze fase als intens. Gelukkig duurt het niet lang meer voordat je baby geboren wordt!

Uitdrijvingsfase

De verloskundige of gynaecoloog houdt zorgvuldig bij hoeveel ontsluiting je hebt. Als de verloskundige je voor het eerst onderzoekt, heb je meestal twee tot drie centimeter ontsluiting. Als er twee vingers van de verloskundige in de baarmoedermond passen, dan heb je 3 centimeter ontsluiting. Als er een ‘V’ gevormd kan worden, dan heb je 4 centimeter ontsluiting. En kunnen de vingers wijd gespreid worden, dan zit je op 8 centimeter ontsluiting. Zodra de verloskundige een dunne rand rond het hoofdje van je baby kan voelen, dan heb je de felbegeerde 10 centimeter, ofwel volledige ontsluiting. Je gebruikt nu elke wee om je baby naar buiten te duwen. Samen met de kracht van de weeën duw je je baby, wee voor wee, naar beneden in je vagina en naar buiten. Je zult bevallingshoudingen moeten vinden waarin je kunt persen als de volgende wee komt en waarin je kunt rusten tussen de weeën door. Hierna begin je aan de vierde fase: de ‘uitdrijving’ en daarna volgt nog de nageboorte.

Nageboorte

Je baby is geboren, maar de bevalling is nog niet helemaal voorbij. De nageboorte (placenta) moet er ook nog uit. Dit gebeurt meestal kort nadat de baby is geboren, of binnen ongeveer één uur. Als de placenta loskomt, kun je een zwakke wee voelen en kan er wat vaginaal bloedverlies zijn. Als de placenta van binnen is losgekomen, moet je hem naar buiten duwen, net als bij de geboorte van je baby. Dit kan wat ongemak veroorzaken, maar doet geen pijn.

Beeld: iStock.com