Tips om je peuter te leren praten
Van eerste woordjes tot volzinnen: het leren praten van je kind is een mooi en boeiend proces, dat je maar al te graag volgt. Je dreumes kent al een paar woordjes, maar hoe gaat het nu verder in zijn taalontwikkeling?
Als de woordenschat een groeispurt krijgt
Als je kind ongeveer 50 woorden kent, ondergaat de woordenschat ineens een groeispurt: hij leert soms wel tien nieuwe woorden per week bij. Hierna volgt de twee-woordfase, waarbij jij vaak de enige bent die hem begrijpt. Hij combineert losse woorden tot de eerste twee-woordzinnen. Van iedere zin spreekt hij alleen de twee belangrijkste woorden uit. Hierdoor moet je soms even raden wat hij bedoelt.
Zoals de zin âmama fietsâ kan betekenen: âdit is mamaâs fietsâ, âmama zit op de fietsâ of âmama, ik wil met de fietsâ. Gelukkig praat je kind over dingen die nu gebeuren, dat houdt het begrijpelijk Ă©n je kunt er op inhaken. De woordopbouw is in de twee-woordfase nog onvolledig. Bijvoorbeeld âkinne boemâ (de vlinder zit op de bloem), âfieze buitenâ (âIk wil buiten fietsenâ). Vaak ben jij in deze fase de enige die hem begrijpt. Als je kleine twee jaar is, kunnen anderen over het algemeen ongeveer de helft van wat je kind zegt, verstaan.
Peutergesprekjes om de taalontwikkeling te bevorderen
Je peuter begrijpt nu veel woorden, zonder dat je daar nog verdere aanwijzingen bij geeft. Je hoeft niet meer te wijzen om je boodschap duidelijk te maken en eenvoudige opdrachten worden nu begrepen, zoals âgeef de bal maar aan het kindâ. Op simpele vragen kan je kind nu goed reageren. Bijvoorbeeld op âwaar is je bal?â, âwaar is de olifant?â en âwat zegt de poes?â. Ook is dit de start van het voeren van korte gesprekjes met je kind.
Als jullie samen spelen geeft hij zelf nieuwe informatie over wat hij aan het doen is. Zelf kun je ook een gesprek beginnen door hem te complimenteren: âWat een mooie toren!â, waarop je kind kan zeggen: âGroot!â Langzamerhand spreekt hij steeds meer in zinnen van drie, vier en vijf woorden. De eerste drie-woordzinnen zijn vaak combinaties van twee twee-woordzinnen: âmama autoâ en âmama rijdenâ wordt âmama auto rijdenâ. Ook komt de juiste grammatica om de hoek kijken.
Een volgende stap is het besef van tijd. Maar tijdsaanduidingen worden nog âruimâ gebruikt. De gebeurtenis van âgisterenâ kan net zo goed een week geleden plaats hebben gevonden. Ook kan hij vertellen âwaarâ iets is, bijvoorbeeld ‘bij de bakker’, ‘in de speeltuin’ of ‘in de badkamer’. Dit zijn voorbeelden dat je kind nog volop oefent met alle nieuwe woorden en taalregeltjes, waardoor hij soms fouten maakt. Deze fouten laten echter zien dat je kind op zoek is naar algemene taalregels.
Lees ook: Alles over stotteren bij peuters en kleuters
Kleuterpraatjes: samengestelde zinnen
Een kind rond de vier jaar heeft al hele gesprekjes met je. Je hoeft hem bijna niet meer te helpen om iets duidelijk te maken. Hij spreekt waarschijnlijk in eenvoudige, enkelvoudige zinnetjes, met al meer grammaticale structuur, zoals âIk heb al gedrinkt, mama, âIk heb heel veel slokjes genemenâ, âIk heb de stoel omgeslaagdâ en âDat vind ik niet beterderâ. Langzaam ontstaan samengestelde zinnen. Het kind gaat dan twee of meer ideeĂ«n met elkaar verbinden, zoals âAls ik later een grote meneer ben, ga ik ook naar de kapperâ. Of: âIk denk dat in dit bos wel enge monsters zijn, mamaâ.
Dat je kind steeds meer verbanden kan begrijpen, blijkt ook uit de eindeloze reeks vragen naar het âwaaromâ waarmee hij soms komt. Door jouw antwoorden leert je kind moeilijke zinsconstructies beheersen. Bijvoorbeeld: âOmdat het nu bedtijd isâ in plaats van âHet is nu bedtijdâ. Taal wordt zo steeds meer een instrument om mee te denken, te leren en te fantaseren.
Wat als je kind onduidelijk praat?
Kinderen kunnen voor logopedie in aanmerking komen als het spreken achterblijft of onduidelijk is. Het is meestal zo dat degene die het kind het meeste ziet, hem het best begrijpt aangezien die persoon al weet wat het kind heeft gedaan en waar het kind is geweest. Door de context van het verhaal te weten, begrijpt diegene het kind eerder ook al spreekt hij onduidelijk.
Als bijvoorbeeld een crĂšche-leidster, peuterspeelzaaljuf of de kleuterjuf aangeeft dat je kind volgens haar logopedie nodig heeft, dan zal hij waarschijnlijk wat minder duidelijk communiceren dan zijn leeftijdsgenootjes. Het is dan verstandig om een logopedist(e) je kind te laten onderzoeken; ligt het aan zijn uitspraak (articulatie) of aan zijn taal (woordenschat, zinsbouw etc.) dat hij minder goed te begrijpen is voor de leerkracht en voor vreemden?
Ook kan een logopedist(e) nagaan of zijn gehoor voldoende functioneert. Dit is een belangrijke voorwaarde, want als hij zichzelf en/of anderen niet goed hoort, kan hij de woorden en klanken ook niet goed aanleren en niet goed imiteren. Ook zal een logopedist(e) de mondmotoriek betrekken in het onderzoek. Een logopedist(e) weet welke klanken een driejarige zou moeten kunnen beheersen en welke hij later pas hoeft te kunnen maken. Een kind van drie jaar kan over het algemeen alle klanken maken. Ook kan een taaltest duidelijkheid geven; de score wordt dan met leeftijdsgenootjes vergeleken.
Ontdek WIJ Boekenplezier met gratis welkomstpakket
Voorlezen is een fijne én leerzame manier om je kind liefdevolle aandacht te geven. Wist je dat kinderen die vaak zijn voorgelezen een grotere woordenschat hebben? De boekjes van WIJ Boekenplezier helpen je hierbij. Bestel het gratis welkomstpakket (excl. ⏠6,95 verzendkosten) en geniet, lees en ontdek!
Do’s en don’ts om je kind te helpen praten
Het is goed om heel veel te kletsen met je kind. Dat is niet alleen gezellig en goed voor jullie onderlinge band, ook geef je de taalontwikkeling hiermee echt een boost. Waar let je op en wat kun je beter niet doen? Een paar tips.
Zorg dat je kind jouw gezicht goed kan zien als je tegen hem praat. Zo leert je kind veel over emoties en woorden. Praat daarbij in je eigen woorden en zinnen. Dat is goed voor de woordenschat van je kind.
Vertel steeds wat jullie zien, horen en doen. Wijs dingen aan en zeg wat het is. Stel ook vragen over dingen die jullie zien en geef eventueel zelf antwoord als je kind dit nog niet kan.
Doe samen spelletjes, zoals kleurendomino, memory of lotto om spelenderwijs nieuwe woordjes (kleuren, vormen) te leren.
Ook voorlezen is een manier om je kind te helpen, maar let erop dat je bij een plaatje van een poes deze niet âmauwâ noemt, maar âpoesâ of âkatâ.
Spreekt je kind je aan in een gebroken zin - âIkke drinkenâ - antwoord dan in een volledige zin - âJa, je krijgt wat drinkenâ.
Zegt je kind een woordje verkeerd, verbeter hem dan niet direct, maar antwoord met het goede woord erin verwerkt. Je helpt je kind door hem te complimenteren, niet door steeds het gevoel te hebben dat hij het niet goed doet.
Luister echt naar je kind als hij je iets wil vertellen. Stel de juiste vragen en neem de tijd voor zijn verhaal.
De taalontwikkeling bij tweetalig opvoeden
Willen jij en je partner jullie kind tweetalig opvoeden? Dat kan prima. Blijf beiden je moedertaal spreken tegen het kind; jij bijvoorbeeld Nederlands en je partner zijn of haar moedertaal of andersom. Beide talen kunnen elkaar dan ondersteunen. Merk je echter dat je kind op de crĂšche, speelzaal of school moeilijkheden gaan ondervinden in het Nederlands, dan moet je nagaan of je kind die moeilijkheden ook in de andere taal ondervindt. Je zult dan samen met je partner een afweging moeten maken of jullie zo doorgaan en je bijvoorbeeld voor het Nederlands extra hulp inschakelt op school of bij de logopedie. Een andere mogelijkheid is toch de andere taal minder aandacht geven. Maar over het algemeen zijn kinderen heel flexibel in het omgaan met tweetaligheid.