HELLP, een baby! (deel 9)
De auto komt tot stilstand, ik doe de deur open en stap uit. Mijn lief tilt ons meisje uit de auto en we lopen naar de portiekdeur. Hier geen luxe van rolstoelen meer. Driehoog wonen we, zonder lift. Het voelt alsof ik de Mount Everest moet beklimmen. Na een kwartier ben ik boven en laat me met een diepe zucht zakken op de bank.
Gelukkig is Ina er, onze kraamverzorgster. Met hulp van onze verloskundigenpraktijk hebben we nog een paar uur kraamzorg gekregen. Terwijl mijn lief nog op een neer loopt met de tassen kijkt zij rond in ons huis. Ze komt naar me toe en vraagt: “Waar heb je zin in?” Deze vraag is me nog niet vaak gesteld, de afgelopen twaalf dagen. Ik hoef er niet lang over na te denken: “Een beschuitje met muisjes. En een kopje thee.” Ze knikt en loopt naar de keuken.
Een vriendin of reddende engel?
Het is heerlijk om thuis te zijn, het begin van een nieuwe fase. Gelukkig zijn we samen en krijgen we veel hulp van vrienden en familie. (En ja, het cliché is waar, je komt er snel achter wie je echte vrienden zijn.) We hebben een lijst meegekregen uit het ziekenhuis: op de klok elke drie uur voeden, maximaal twee keer per dag drinken bij mij en de rest (gekolfd) uit een fles, tot de uitgerekende datum geen bezoek, geen muziek, geen televisie en zorgen voor zo min mogelijk prikkels.
Een paar dagen later belt ’s ochtends vroeg een vriendin aan, terwijl ik ons meisje sta te verschonen. Ze komt voor een paar dagen eten brengen, zodat we niet hoeven te koken. De schat. Ik twijfel even, is ze een vriendin, of onze reddende engel? Ze kijkt naar de commode en zegt: “Ik heb nog nooit zo’n klein meisje gezien, maar wat is ze prachtig.”
Ze is er vijf minuten, geeft me een dikke zoen, en gaat door naar haar werk. Als ze net weg is komt mijn vriend uit de douche. Net op tijd, want ik word licht in mijn hoofd en alles gaat draaien. Tien minuten staan is dus echt nog te veel. Hij rent de babykamer in terwijl ik op de grond zak. Hij kleedt haar aan en legt haar terug in de wieg. Hij geeft me een kus op mijn kruin en zegt: ”Kom, ik help je terug naar bed.” Ik leg mijn hoofd neer op mijn kussen, opgelucht dat ik lig. Terwijl hij op het randje van ons bed zit, hoor ik ons meisje pruttelen in haar wieg. We kijken elkaar aan en ik kan alleen maar denken: hoe moet dat volgende week als hij weer gaat werken?