HELLP, een baby! (deel 8)
In de buurt zijn bij onze dochter is het beste medicijn wat de dokters hadden kunnen voorschrijven. Ik merk dat ik rustiger ben, minder gejaagd. Met haar in de buurt in slaap vallen en wakker worden geeft ons vertrouwen. We leren haar een beetje kennen, de geluidjes die ze maakt worden steeds vertrouwder en we krijgen steeds beter door hoe dit allemaal moet.
Inmiddels hebben we zelf de nachtvoedingen overgenomen van de verpleging. Het voelt goed dat we steeds meer van de zorg voor ons meisje zelf kunnen doen. Dagelijks zien we haar wangen dikker worden en op de invulschema’s komen steeds meer vinkjes bij ‘alles zelf gedronken’. Een tijdsindicatie wanneer we naar huis mogen krijgen we niet. Ik snap dat ze ons geen valse hoop willen geven, maar het is moeilijk te verkroppen. Ik realiseer me goed dat het thuis zwaarder zal worden, zo zonder de hulp van alle verpleegsters en de veiligheid van ‘de rode knop’ als we even niet weten hoe we het moeten aanpakken. Tegelijkertijd wil ik niks liever dan naar huis. Mijn eigen spullen, met mijn lief in een bed slapen, ons meisje in haar wiegje dat op haar staat te wachten.
‘We mogen naar huis!’
De verpleging is dik tevreden over hoe we het doen als ouders, al roepen ze steeds dat ik rustiger aan moet doen. Ook bereiden ze me er al op voor dat mijn herstel langzamer zal gaan dan bij anderen. Ik loop ruim een week na de bevalling nog steeds voetje voor voetje door de kamer en kan amper op mijn benen staan. Douchen mag alleen als er iemand om de hoek op me wacht, omdat het risico te groot is dat ik flauw val.
Mijn lichaam is totaal van slag, het lijkt wel of in mijn hoofd mijn hersens zijn vervangen door watten. Een echt gesprek kan je eigenlijk niet met me voeren en ik ben zó uitgeput. Ik kan het niet vergelijken met hoe het moet zijn na een bevalling zonder HELLP-syndroom, maar dit is bijna niet te doen. Met mijn verstand op nul ga ik door, vanuit een oerinstinct om te zorgen voor dat kwetsbare minimensje dat ik zie liggen in haar wiegje.
’s Middags scharrelen we na mijn controles op de kraamafdeling door onze kamer. We zingen zacht kinderliedjes, vanuit mijn bed lig ik tien minuten gewoon alleen maar te kijken naar hoe ze slaapt. Heel even ben ik de kamer uit, naar de wc. Als ik terugkom kijk ik verbaasd naar mijn vriend. Hij staat daar, midden in de kamer met tranen in zijn ogen. “Wat is er?” vraag ik verschrikt. Hij kijkt me aan, huilt en lacht tegelijk en zegt: “De arts was hier. We mogen naar huis!”