HELLP, een baby! (deel 6)
Inmiddels rijgen de dagen in het ziekenhuis zich aaneen. Het is een strak regime. We gaan zeker vier keer per dag op en neer naar neonatologie, op tijd terug voor controles, kolven, verplicht ’s middags slapen, weer controles, nog meer kolven. Bij de ingang van de afdeling neonatologie passeren we elke keer een aantal kamertjes waar ook naamslingers hangen. Als we vragen wat dat voor plekken zijn blijkt dat dat kamers zijn waar ouders samen met hun kindje kunnen blijven. En dat vandaag een kamer vrij komt. Wij zijn goede kandidaten om daar naar toe te verhuizen, mits er geen spoedgeval komt en ik weg mag van de kraamafdeling. Goed gestemd vertrekken we, dat is een fijn vooruitzicht!
Een verdieping lager komt de dokter langs voor mij. Opgetogen vertellen we dat we naar neonatologie kunnen verkassen. Hij kijkt ons aan en zijn ogen verraden dat hij iets moet zeggen dat hij eigenlijk niet wil. “Je mag niet weg. Je bent nog te ziek.” Neeee … Het blijkt dat het met mij niet zo goed gaat, of eigenlijk, heel slecht. Mijn bloeddruk schommelt enorm, heeft gevaarlijk hoge pieken en mijn bloedwaardes zijn ook niet wat het moet zijn. Het gaat dus allemaal niet door. Een dikke tegenvaller. Ze zijn berucht, de kraamtranen, en ik kan ze dan ook niet tegenhouden. Of zijn dit geen kraamtranen maar gewoon tranen?
Boos, verdrietig, blij en trots
Ik huil, ik huil om alles. Ik ben zo boos, zo verdrietig en tegelijkertijd zo blij en trots. Ik maak me zorgen om haar, en ondertussen ook een beetje om mij mijzelf. Komt het goed, met haar, met mij? Ik wil het ook, die roze wolk, waar ik tijdens mijn zwangerschap over hoorde. Een kraamverzorgster, verse fruithapjes en kamperen op bed. Maar het is wat het is. Ik voel een arm om me heen. In zijn ogen zie ik ook tranen. Het is zwaar, niet wat we verwacht hadden en al helemaal niet iets waar we ons op hadden kunnen voorbereiden. Maar we zitten hier samen, we gaan er met z’n drieën het beste van maken. We doen ons best om positief te blijven. Als dit het dieptepunt is, kan het vanaf hier alleen maar omhoog.
Het is avond, tijd om te gaan slapen. Normaal is het al zwaar om afscheid te nemen van ons kleine meisje en haar achter te moeten laten buiten ons zicht en onze zorg. Deze avond is het zo mogelijk nog moeilijker. Ik zit met mijn rolstoel bij haar bedje, met een knoop in mijn maag en lood in mijn schoenen. Mijn vriend geeft een kneepje in mijn hand. Nog een aai, nog een kus. Ik weet het, we moeten gaan.